Yorokobi: Alles over onze shiba's

 

Geschiedenis

 

Herkomst

Het is aannemelijk dat de Shiba een bijzonder oud ras is. Archeologische vondsten tonen aan dat er reeds in een periode van 800-200 voor Christus een kleine hond in Japan geleefd moeten hebben, en ook primitieve kunstuitingen uit de derde eeuw voor Christus verbeeldden een hond van het Shiba type. Er zijn diverse wetenschappers die zelfs menen dat de Shiba de oudste van de Japanse rassen is. De Japanse honden zijn relatief lang geïsoleerd gefokt, zonder inmenging van buitenlands bloed. Pas in de negentiende eeuw kwam daar verandering in door de intensievere handelscontacten met de buitenwereld. De inheemse rassen in Japan hebben lange tijd te kampen gehad met grote concurrentie van buitenlandse rassen. Jachthonden zoals de Engelse Setter en de Pointer werden naar Japan gehaald. Deze geïmporteerde honden werden gekruist met lokale honden, zodat eigen rassen dreigden te verdwijnen. Bovendien werden buitenlandse honden hoger gewaardeerd dan eigen rassen. Alleen de honden in de moeilijk bereikbare bergstreken ontkwamen aan deze vermenging.

Redding

Gelukkig waren er aan het begin van de twintigste eeuw enkele mensen die zich realiseerde dat een stuk cultuurgoed aan het verdwijnen was. Één van hen, dokter Hiryoshi Saito, reisde door zijn land op zoek naar zuivere exemplaren van de inheemse rassen. In de meer afgelegen streken was de invloed van buitenlandse rassen nog niet doorgedrongen, zodat hij erin slaagde om een studie te maken van de Japanse rassen. Hij gaf de verschillende rassen namen naar de gebieden waar hij hen aantrof. Voor de Shiba ging dit niet op. Er bestaan diverse verhalen over hoe de Shiba aan zijn naam komt. De precieze achterhaling is moeilijk om een Japans karakter verschillende betekenissen kan hebben. ‘Shiba’ betekend zowel ‘klein’ als ‘rood gekleurd kreupelhout’. Oorspronkelijk waren er drie typen Shiba’s, die door Saito als groep werden samengevoegd door het kleine aantal honden.

De Shinshu Shiba was klein en voornamelijk rood van kleur. Hij had een dikke, dubbele vacht en een krulstaart. Fouten die bij dit type voorkwamen waren ronde ogen en een zwart masker. De Mino Shiba had een sikkelstaart. Hij had een felrode vacht en driehoekige, bruine ogen. De Sanin Shiba was iets groter dan de moderne Shiba. Hij was meestal zwart van kleur en stond bekend om zijn onafhankelijke karakter. In 1928 richtte dokter Saito een vereniging op ter behoud van de inheemse Japanse hond. In 1936 werd de Shiba erkend als ‘natuurlijk monument’ en een jaar later erkende de Japanse regering het ras.

 

Oorlog

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heerste in Japan grote hongersnood. Er werden veel honden opgegeten. Bovendien brak er in 2959 een epidemie uit van de Hondenziekte. De Shiba’s van het mino- en Sanintype waren gedecimeerd. De Shinshu Shiba was iets beter uit de oorlog gekomen. Het aantal Shiba’s was echter te klein om de diverse typen intact te houden en men besloot de drie verschillende Shiba’s onderling te kruisen. Uit het samenvoegen van deze typen ontstond de moderne Shiba. Er was hoge mate van inteelt nodig om het ras weer op de kaart te krijgen.